Arjen vertelt hoe hij aan de basis stond van een van de belangrijkste stukken Nederlandse popgeschiedenis en gaf me een intiem inkijkje, in wat je dromen najagen als muzikant in de praktijk betekent: leven van lucht. Teerkrabben voor een paar centen, zelfgeplukte brandnetelsoep, gemeentebatterijen jatten voor je cassetterecorder. En dan de fame: ineens zit je bovenop die uiterst vreemde voedselketen die muziekindustrie heet. En vooral het absurde treft je: hordes journalisten, die een paar dagen eerder gewoon over je heen gelopen zouden zijn, liggen ineens aan je voeten.
(Dit interview verscheen deels in Hitkrant 22 in 2010)
Arjen de Vreede a.k.a. DJ DNA a.k.a. DJ Donotask (Suriname, 26 april 1962) woont in een oud, gekraakt Utrechts schoolgebouw, diep in het hart van Zuilen, aan het einde van de Amsterdamse Straatweg. Zijn dichtstbijzijnde buur is een met blauwgroene badkamertegels en een nepgouden koepel beklede moskee, die eruitziet als een bastaardkind van een kantoorpand en een Eftelingattractie. Arjens nestje ligt half verborgen in verwilderde bosjes, je ziet het makkelijk over het hoofd. Om kwart over zeven ‘s avonds bel ik aan. Een man met lang krullend peper-en-zout haar, een kort grijs baardje en huidzakjes rond zijn ogen opent slaperig de deur. Hij is onze afspraak vergeten. Vaal T-shirt, spijkerbroek, gympen, buikje. We lopen door een echoënde hal, waar ooit schoolkinderen renden.
Arjen woont in een lokaal op de eerste verdieping. Zijn vriendin zit hoogzwanger op het bed, Tetris te spelen op een oude kleurentelevisie. Originele Nintendo 8-bit spelcomputer. Ze heeft een scherp, intelligent gezicht, roodgeverfd haar en is helemaal in het zwart. De blokjes vallen steeds sneller als ik binnenkom. ‘De hel! De hel!’ schreeuwt ze. Bijna Game Over.. “Als die lange komen, vier rijen tegelijk wegspelen, dan krijg je knetterveel punten’, zegt Arjen. “Als je mijn highscore verbetert, zie je het Kremlin op het Rode Plein en een 8-bit Sojoezraket die opstijgt!”
DNA is net jarig geweest. De hoogbejaarde Tetrisbak is een kadootje. Beneden in de tuin markeert een reusachtige, zwartgeblakerde vuurplek het feest. We drinken zoete witte wijn, er is nog zat. We eten een dag oude pizza en Arjen vertelt. Van hoe hij nog voor zijn zestiende verjaardag van huis vertrok. Hij was toen al eigenwijs en het boterde thuis niet.
“Toen ben ik gaan zwerven. Ik ben nooit echt dakloos geweest. Wel eens in een telefooncel geslapen, maar ik was vooral serieel logé in kraakpanden. Ik heb jarenlang als een malle getekend. Tot ik het echt spuug- en spuugzat was. Toen heb ik al mijn werk in drie grote vuilniszakken gepropt en bij het grofvuil gezet. Niet lang daarna ben ik DJ geworden. Niet vanuit een droom, om bekend te worden of zo. Nee, gewoon, omdat niemand het nog deed toen. En omdat nieuwe muziek me intrigeerde: hiphop, house, noise, alles.” We hebben het hier over einde jaren zeventig. De Sugar Hill Gang is net op de radio geweest met Rappers Delight, de eerste internationale hiphophit ooit. Een gay-club in Chicago die de Warehouse heet maakt furore met een extreme variant van disco, die al snel ‘House’ genoemd wordt. Avant-garde artiesten als Glenn Branca banen de weg met experimentele noise-rock voor acts als Sonic Youth. Radioprogramma’s met een neus voor nieuwe dingen zoals de John Peel Show op de BBC documenteren de muzikale aardverschuiving.
DJ’en en crate-diggen omdat niemand anders het doet
En dan is het 1980. Arjen wil niet per se live disc jockey worden, maar er is verder noch in Enkhuizen, waar hij kraakt, noch in Amsterdam, iemand die aan hiphop en DJ’en doet. Iedereen heeft de Sugarhill Gang gezien op televisie, maar door hun hoge novelty-gehalte neemt niemand ze serieus. Niemand herkent de eerste druppels van een totaal nieuwe muziekstroming.
“Dat kwam pas jaren later. Ik snapte maar niet dat ze nergens hiphop en nieuwe dansmuziek draaiden. Dus ik ben eigenlijk bij gebrek aan aanbod zelf maar begonnen, als noodoplossing. In het begin vooral in Amsterdamse homo-disco’s, waar ze mijn vroege Garage house platen wel kenden. Op die platen stonden ook vroege hiphop-tracks. Ik voelde me niet per se aangetrokken tot de homo-scene, maar alleen daar kon ik mijn ei kwijt.”
Voor het ontstaan van de DJ, zaten er gaten in iedere muzikale avond. Als je geëntertaind wordt door livemuzikanten is dat prima, omdat je dan kan applaudiseren. Maar als er vroeger plaatjes werden gewisseld, hoorde je het tikken van de naald, en dan gekraak en gebonk als de plaat werd verwisseld. Werken met twee platenspelers was de oplossing. Je starte de nieuwe plaat alvast op en als de oude afgelopen was schakelde je snel over. Als je twee dezelfde platen gebruikte had je een oneindige lus van dezelfde beat. DJ Kool Herc was de eerste die dat deed, op het verjaardagsfeestje van zijn zus. Zo werd hip-hop geboren, op 11 augustus 1973, in een zaaltje onderin zijn flatgebouw aan Sedgwick Ave. 1520 in de Bronx. De plaatjesdraaiers van weleer werden Disc Jockeys. Jockey is slang voor iemand die een machine bedient.

DNA is een echte crate-digger. “Aan het begin vond ik mijn platen vooral in de kelders van importzaken. Begin jaren tachtig kwamen er zeg vijftig tot 100 platen per week uit, nu zijn dat er 500 tot 1000 per week. Ik heb geen idee wie dat allemaal nog volgt, en hoe ze het allemaal volgen. Maar toen kon het nog. Ik was echt een muziekstudent, luisterde makkelijk vijftig platen per week. Koptelefoon op, blowtje opsteken, ogen dicht. En dan stelde ik me voor dat er een dansende menigte voor me stond, en hoe die reageerden op de track.
Elke goede plaat heeft een spanningsboog. Never a dull moment. Als ik luisterde en de crowd begon in mijn fantasie omhoog te kijken, van hé man wat draai je nou, dan was het klaar. Ik kocht alleen die platen waarvan ik zeker wist dat ze de tent op zijn kop zouden zetten. Bij de geringste twijfel liet ik ze staan. Als ik nu muziek maak, is dat nog steeds het gevoel dat ik probeer op te roepen. Mensen moeten geïntrigeerd worden. Erin meegezogen worden, uit hun dak gaan.”
Armoe, teerkrabben en brandnetelsoep
Met DJ’en verdien je in die tijd weinig tot niets. Arjen leeft jarenlang min of meer van lucht. “DJ’en verdiende onregelmatig, soms kreeg ik een paar tientjes voor teerkrabben in de haven van Enkhuizen. Hartstikke onbeschermd, niet goed voor mijn astma, maar dan had ik weer wat geld. Als de brandnetels er hoog aan de dijk stonden, was het plukken en een grote pan brandnetelsoep koken. Dan kon ik weer een paar dagen vooruit. Stroom had ik niet in mijn kraakpand. Als ik ergens gemeentewerken zag, met van die knipperende waarschuwingslampen, ging ik daar ‘s avonds met een schroevendraaier langs. Daar zaten van die grote, blauwe negenvolts batterijen in. Ik jatte er eentje, en daarop deden mijn cassetterecorder en mijn platenspeler het dan weer een tijdje.”
“Ik was een zwerver uit principe, met mijn eigenwijze hoofd. Ik heb jarenlang zonder uitkering geleefd. Maar na vijf jaar afzien zonder uitkering, ben ik toch maar eens naar sociale dienst gestapt. Ik was toen twintig en inmiddels zwaar astmatisch van het teerkrabben. Na wat praten over en weer, bleek dat ik in aanmerking kwam voor een WAO-uitkering. In een keer stond er voor mijn doen een enorme smak geld op mijn rekening.
Ik had letterlijk nog nooit van mijn leven zoveel geld bij elkaar gezien. Ik was gewend te leven van niks. Mijn eerste WAO-maandgeld ging direct op aan een Technics SL-1200 draaitafel, die ik bij een speciaal import-audiozaakje haalde. De volgende maand kocht ik mijn tweede. Daarna was het een kwestie van zoveel mogelijk platen kopen en me gek oefenen. Binnen een jaar of twee was ik self-supporting als DJ. Toen heb ik ze van de UWV bedankt, en er nooit meer gebruik van gemaakt.
Finally Fortune and Fame
“Ik was niet meteen een briljante DJ natuurlijk. Ik heb aardig wat suffe dingen gemaakt, een aantal avonden echt goed kut gedraaid, voor ik beter begon te worden. Het geheim is leren van je fouten en gewoon doorgaan.”
Arjen leert de kneepjes van zijn vak, wordt steeds vaker teruggevraagd, draait op steeds meer plekken. Ondertussen hebben Utrechtse krakers, waaronder leden van wat later de Urban Dance Squad zal worden, de kelder van parkeergarage Paardenveld aan de Kroonstraat in Utrecht gekraakt, direct naast het politiebureau. Dat wordt discotheek ‘De Vrije Vloer’. De Vloer heeft geen muzikaal deurbeleid. Alles kan er. De Red Hot Chili Peppers hebben er gespeeld, maar er komen ook enorm slechte kutbands. Het publiek maakt het allemaal niet uit. Als het echt zwaar kut is, gaan ze gewoon even in het café ernaast wat drinken en komen later weer terug.
De eerste grote house-golf spoelt over Nederland, DJ’en wordt iets magisch. Arjen noemt zichzelf DJ DNA en wordt een ster. “Midden jaren tachtig, toen tenten als de Roxy in Amsterdam nog aan het zoeken waren, draaide ik iedere donderdag voor een volle bak in de Vrije Vloer. Er stonden rijen van letterlijk 200 meter man. Vanaf de ingang en de hoek om, langs Audio Stafhorst. Al een uur van tevoren. Heeft destijds in alle kranten gestaan.
Vanuit het niets heeft Arjen ineens status, geld, vrouwen. “Heb dat nooit als einddoel geambieerd, het is gewoon zo gelopen. De generatie DJ’s na mij, die zag wat wij hadden, en wilde dat ook. Die zijn gaan draaien om de fame. Muziek is voor veel van die jongens ondergeschikt aan partyen en pillen. Bij mij is dat nooit zo geweest.”
Hiphop maken met een bandje: Urban Dance Squad
Arjens draaistijl ontwikkelt zich steeds meer richting hiphop. “Ik ging steeds meer scratchen, breidde mijn DJ-set uit met live rappers. Ik weet niet meer precies waarom, maar ik weet nog dat dacht: maar wacht even, als ik hier nou een complete band bij heb, kan dit echt heel vet worden. Toen ben ik een half jaar de deur gaan platgelopen bij Silvano Matadin.”
Bassist Silvano „Sil” Matadin speelt in die tijd met gitarist René van Barneveld in het Pop-Rock-Reggaebandje GaGa. Het is 1984, net na de Doe Maar gekte, veel Nederbandjes spelen reggae. GaGa wint de Grote Prijs van Nederland in en krijgt een platencontract bij EMI, Henny Vrienten produceert hun Mini-Album.
“Dus dat was cool. Ik vond Sils muziek gewoon wel brak, wilde met hem jammen, om te horen hoe dat zou klinken. Ik zocht hem als een verrijking van mijn act. Om muzikaal interessant te blijven, snap je. Het duurde wel even voor Sil hapte. Ik kon niet echt uitleggen wat ik precies van plan was. Ik voelde me toen ook niet echt muzikant toen. Ik keek eigenlijk een beetje op tegen alles wat zij deden. ”
Toch praat Arjen op Sil in, tot hij om is. De eerste stapjes richting Urban Dance Squad zijn gezet. “Sil begon met bassen bij mijn DJ set. Een gitarist die ik kende speelde erbij, de eerste keer. Maar Silvano zei: ik weet een veel betere, René, heb ik mee in GaGa gespeeld.”
Met deze gast wil ik spelen
René van Barneveld werkt op dat moment samen met drummer Michel Schoots, die daarvoor bij De Div gedrumd heeft, bekend van het duistere new-wave nummer ‘Als Lemmingen’ (over de klif de afgrond in).
“Sil en ik woonden in een kraakpand in Rotterdam. Op een middag komt hij met twee wildvreemde gasten binnen en stelt ze aan me voor. ‘Hoi, dit is René, hoi, dit is Michel. Laat maar eens horen waar je mee bezig bent.’ Ik had toen net een scratchmix gemaakt van The Big Beat van Billy Spuier, van de verzamelplaat ‘America Strikes Back’, The Sounds Album Volume 5 uit 1980. Dat nummer intrigeerde me op dat moment. Het was gelukkig meteen de juiste keuze, want dat was een rocknummer. Michel zei later tegen me: “ik wist het gewoon direct, toen ik hoorde waar je mee bezig was: met deze gast wil ik spelen.” Dus toen hadden we een band. Inclusief bijnamen, Michel was magic stick, René tres manos”
“In onze officiële bio staat dat de UDS in één legendarische jam op een december-avond in 1986 ontstaan is, maar dat gaat in de praktijk natuurlijk nooit zo. Michiel, Sil, René en ik hebben gewoon gejamd tot we blauw zagen in de Vrije Vloer in 1985 en 1986. We speelden van alles door elkaar: hardrock, funk, soul, reggae, jazz, blues. Ik matchte mijn scratch- en sample-werk aan de sfeer van de nummers. We lieten ons vooral door Fishbone inspireren, maar ook door andere cross-overbands als de Chili Peppers. Ja dat heette toen nog zo. Zo’n soort energieke mix van allerlei stijlen met als hoofdmoot rock en hiphop, dat zochten we.”
Op zoek naar een frontman
Intussen is er nog geen frontman. “We hebben allerlei dingen geprobeerd: meerdere rappers tegelijk, zoals Colin Benders met zijn hiphoporkest. Een keertje een rapduo zoals Erik B.en Rakim. Maar het was het allemaal niet, we voelden het niet. Op een avond werd ik in de Melkweg door iemand voorgesteld aan Patrick Tillon a.k.a Rudeboy Remmington. Die gast zei dat Rudeboy heel goed was, en wel een keer bij ons wilde komen rappen. Ik zag alleen maar een klein donker mannetje, dus ik zeg, nou goed doe eens een rap dan. Dus hij rappen, maar ik hoor niets, omdat de muziek hard stond. Toen ik zeg rap eens in mijn oor dan. Patrick doet ter plekke een freestyle in mijn oor, en het klinkt eigenlijk wel lekker. Dus toen heb ik heb uitgenodigd voor een jam.”
Op de dag dat ze hebben afgesproken, zijn de vier muzikanten al aan met spelen in de kelder van de parkeergarage. “Het was warm die dag dus de laadingang stond open. Patrick had dat gezien, dus hij belt niet aan maar klimt gewoon naar binnen.” De microfoon staat al in de standaard, aangesloten en wel. Zonder zich voor te stellen, de jongens spelen gewoon door, wandelt Patrick naar de mic en begint te rappen en te zingen. “We speelden Struggle for Jive, die track heette toen nog niet zo, we waren gewoon een bluesy ding aan het oefenen.” Zonder dat het woord blues woord is gevallen, doet Patrick een freestyle rap met een blues-achtige tekst, en zingt erbij, met een bluessy feel. “Patje voelde dat direct aan. Het was iedereen eigenlijk direct duidelijk: dit is hem, deze jongen willen we als frontman.”
Geen echte muzikant
“Al gauw hadden we een naam en een logo. Michel Schoots heeft het UDS-logo ontworpen, samen met Peter te Bos van Claw Boys Claw. Mijn bandleden hadden al aan roem geroken, dus ze hadden een duidelijk doel. Ze wilden gewoon die hit scoren.”
“Ik stond er anders in. Ik was denk ik de naïeve idealist, die vooral voor de muziek ging. Ik voelde me ook, hoe gek dit voor jou misschien ook klinkt, niet echt een muzikant. Ik was natuurlijk al jaren aan het DJ’en en als een bezetene naar muziek aan het luisteren, maar ik beschouwde mezelf meer als muziekconsument, dan als producent. Echt muziek maken was in mijn hoofd zo hoog gegrepen. Daar moest je voor doorgeleerd hebben. Echte muzikanten hadden vanaf hun vijfde jaar gitaarles, of vioolles gehad. Ze waren virtuoos en ze konden noten lezen. Dat was ik allemaal niet.”
De band is dan wel om Arjen heen ontstaan, maar hij denkt nog steeds dat hij vooral om de novelty-waarde van zijn instrument mag meedoen. “Ik voelde me een soort charlatan. Het kwam nooit in mijn hoofd op dat ik ook muzikant was, dat ik zoiets zou kunnen bereiken. De eerste keer dat ik ergens een backstage-pasje kreeg waar artiest op stond, dacht ik haha die zijn er mooi ingestonken. Maar de eerste plaat die ik voor de Squad bedacht was gelijk onze grootste hit.”
“Ho stop ik heb ‘m!” Deeper Shade Of Soul
Deeper Shade of Soul is de grootste internationale hit van de Urban Dance Squad. In 1991 is de videoclip van het nummer veel op MTV te zien. Niet alleen in Nederland, maar ook in de Verenigde Staten. De single piekt in Maart 1991 op de 21ste plaats in de Amerikaanse Billboard Hot 100.
“Toen dat gebeurde dacht ik: hé, misschien ben ik toch wel op mijn plek in dit gezelschap. Die track heette oorspronkelijk The Globe. Het was een laid back nummer, maar iets eraan klopte niet. De tekst van Patrick en de feel van het nummer pasten niet bij elkaar. Het was houterig. We bleven dat ding maar oefenen, en het kwam maar niet van de grond. Ik vond het eigenlijk best een vervelend nummer, ik kon er ook geen passende scratch bij vinden.
Op een gegeven moment mag UDS van de Stichting Popmuziek Nederland, nu het NPI, een paar dagen in de SPN-studio op de Wibautstraat in Amsterdam zitten, om iets voor ze te maken. Arjen heeft net die week Ray Baretto’s plaat Acid uit 1968 uit een krat gevist, en staat met zijn koptelefoon half op, samples te zoeken op die plaat, terwijl zijn bandleden jammen.
“Op een gegeven moment kwam die track Deeper Shade of Soul voorbij. Hij viel qua tempo niet helemaal lekker in het ritme van de jam. Ik trok aan de pitch van mijn Technics, zodat hij wel in tempo viel, en het was meteen bam. Hetzelfde gevoel dat ik krijg als ik een hele gave plaat gevonden heb. Dus ik riep ‘ho stop ik heb ‘m, dit is ‘m!’
“Toen Patje hoorde hoe die sample in het nummer lag, werd hij helemaal gek. Het was avonds laat, aan het eind van de opnamesessie. Maar als Patrick inspiratie krijgt, ontstaat er een creatieve flow waar je u tegen zegt. Hij heeft de hele nacht doorgewerkt en de volgende morgen kwam hij met een totaal andere tekst, helemaal af. Die tekst begint met ‘surprise surprise’, hij deed alweer cool over zijn eigen verrassing.”
De Technics SL-1200 draaitafel heeft een paar eigenschappen die hem perfect maken voor DJ’en en scratchen. De kast is zwaar en schokbestendig, zodat de naald bijna nooit overspringt als je er tegenaan stoot. Er zit een sterke motor in, die het plateau vrijwel onmiddellijk vanuit stilstand naar 33 toeren laat draaien. De draaischijf heeft een extreem gelijkmatige snelheid, binnen een honderdste van één procent van het toerental, afgespeelde muziek vervormt bijna niet. Als je platen met de hand vertraagt, versnelt of ermee scratcht, zijn ze snel weer terug op de gewenste snelheid, zonder door te schieten. De SL-1200 heeft als een van de eerste platenspelers een handmatige snelheidsknop, waarmee je de draaisnelheid kunt tweaken tussen de — 8 en + 8 procent van het toerental, perfect om verschillende beats aan elkaar te kunnen matchen. En SL-1200’s zijn betrouwbaar. Ze kunnen jarenlang intensief gebruikt worden zonder dat ze achteruit gaan.
Mental Floss for the Globe
Drummer Michel kent Jean-Marie Aerts, de ex-gitarist van de Belgische New Wave Band TC Matic, van zijn productiewerk bij De Div. Jean is één van de eersten die in UDS gelooft. De jongens besluiten hun eerste plaat in 1989 in de ICP Studios in Brussel op te nemen, met Aerts’ rappe vingers in de buurt. In een interview met Humo zegt Schoots later over Aerts: “Als er problemen binnen de groep waren, gebruikte hij al zijn energie om ze op te lossen, bijna als een sociaal werker. Een Goed Mens, ja.” Mental Floss For the Globe wordt een enorme hit in Nederland en later ook daarbuiten. In 2000 zet muziekkrant OOR het album op nummer één in de Nederlandse topveertig van het millennium, het beste wat 40 jaar Nederlandse popmuziek voortgebracht heeft.
Ook Arjen is Aerts erg dankbaar. “Tijdens de productie van Mental Floss for the Globe nam Jean-Marie mij op een gegeven moment apart in de studio en ging alleen met mij en mijn instrument aan het werk. Niemand van de band mocht er bij. Hij heeft mij de muzikale ogen geopend, me laten voelen dat ik echt een muzikant ben.”
“Begin zomer 1989 was Mental Floss klaar. Die zomer en dat najaar hebben we ermee in Nederland getoerd. In 1990 kwam de plaat in VS uit, en zijn we ook daar gaan touren. Deeper Shade Of Soul werd daar ook uitgebracht als single en werd 1991 alsnog een hit. Daar is aardig wat payola voor gedaan, door onze maatschappij: pay for airplay. Dat moet nu eenmaal daar. Maar we hebben ook de mazzel gehad dat veel radio-DJ’s het gewoon een hartstikke goed nummer vonden.”
Na de Amerikaanse tour wordt UDS overal in Nederland en in Europa uitgenodigd om te komen spelen. “Ik heb me daar verder niet mee bemoeid, dat hebben René, Rude en Jean Marie georganiseerd. Zij deden de contacten met Mojo enzo. Ze hebben echt keihard gewerkt. Ook een paar verkeerde deals gesloten, maar op succes komen altijd hele slimme haaien af. Voor vijfennegentig procent hebben ze goeie dingen voor ons bereikt.”
“De jongens hadden hun droom bereikt, ze hadden hun hit. En ik zat in een te gekke band en deed mijn ding. Als ik nu optredens terug zie.. De energie die vanaf spatte, dat kom je niet vaak tegen. Het was ook echt helemaal nieuw hè, wat we deden. Ik heb veel respect voor bands als Di-Rect, of acts als Anouk en Ilse De Lange, maar ze brengen natuurlijk niet echt iets nieuws. In mijn beleving hebben we met de Gabberhouse en met de Urban Dance Squad de wereld iets totaal nieuws gebracht. Muziekgeschiedenis geschreven.
Bestolen door Tom Morello
“René is wel bitter over hoe sommige dingen gelopen zijn. Op een gegeven moment traden we op met Tom Morello en Lock Up in ons voorprogramma, dat was toen zijn bandje. Na afloop kwam Tom wild enthousiast de kleedkamer binnen, hij wilde van alles vragen over onze sound en heeft vooral met Rene zitten praten. Ik zat ernaast en heb het een tijdje gevolgd. Maar op een gegeven moment werd het puur gitaristenpraat, over akkoorden en licks enzo, dus toen ben ik buiten gaan kijken.
Na een uur kwam ik de kleedkamer weer in, toen zat die Morello er nog steeds. Letterlijk de dag na dat optreden heeft hij zijn oude band in de wacht gezet, een week erna had hij Rage Against The Machine samengesteld. Tom heeft slim afgekeken van René en het effectiefste gedeelde van wat wij deden, van onze sound geëxtraheerd.
Rage is, veel meer dan wij waren, een one-track-band. Het geluid is eenduidiger. Wij waren veel eclectischer, en daardoor misschien ook niet zo marketable. Als je een Rage-plaat draait, is hij stukken saaier dan een Squad-plaat.
Het zijn natuurlijk enorm goede muzikanten, en ze hebben prima werk gemaakt. Maar ik hoorde van iemand uit de VS dat in Rolling Stone een recensie van Rage’s eerste plaat had gestaan hadden met als slot: “maar we weten natuurlijk waar dit vandaan komt: Urban Dance Squad.”
De verkeerde single
Daarom vond ik het ook idioot dat onze platenmaatschappij besloot om net Routine als onze volgende single uit te komen. We waren een heftige live band, we hadden altijd een grote moshpit en een van de meest vette gitaristen ter wereld. En dan kom je met een single als routine? Wel leuk nummer hoor, maar het is geen single. Maar heftiger dingen mochten niet van de platenmensen. Terwijl we ook met Grand Black Citizen hadden kunnen komen. Ik vond het echt helemaal niks, het voelde zo fout.
Zijn vriendin zegt al Tetrissend: ‘Routine is echt het kutste nummer van UDS.’
Dat vond ik echt het moeilijkst van bij een grote platenmaatschappij zitten,: dat je geen zeggenschap meer hebt over je eigen materiaal, over je eigen kindje. Routine uitbrengen was een muzikale ramp, Rage kwam met Killing in the name of en wij kwamen met een losse flodder als Routine, zo erg slap. Maar het was steeds ‘nee, leg je er maar bij neer, zij weten het beter.’ Deeper Shade of Soul heeft een rauwe scratch, tegen de beat in, daar ben ik nog steeds trots op. Maar routine was alleen maar soft. Vind je het dan gek dat Rage bekend is geworden met ons ding?
Wilde tourverhalen
Tom heeft ons nooit credit gegeven. Maar ja, dat is zijn trip denk ik. Tussen muzikanten heb je een hoop gekken zitten. We zitten tenslotte in de explosieve kunstvakken. Je moet outgoing zijn, met je emoties, je moet ze willen delen. Sommige muzikanten zijn echt totaal ongeremd. Anderen zijn anders, Jimi Hendrix bijvoorbeeld was heel erg geremd. Weet je wat erg is? Als een stelletje beginnelingen, wannabe’s die in je voorprogramma meemogen, bij je op de hotelkamer de minibar leegdrinken en de tv naar buiten willen gooien. Gênant gewoon. Ik heb me nooit zo misdragen op tour.
Oké één dingetje dat ik heb gedaan staat me wel bij. We hadden in 1991 een showcase ergens in New York, dat betekent spelen voor mannen in pak, met een paar liefhebbers die naar binnen geglipt zijn. De Ramones waren er in ieder geval, om naar ons te luisteren. Joey Ramone had een stel meiden meegenomen. Ik dacht er is iets met die meisjes, ze hebben wat gebruikt. Dat was ook zo, ze hadden LSD bij zich, een van die meiden gaf me zo’n blaadje, ik liet het op mijn tong smelten. Dat was een nogal heftig trippie, veel sterker dan wat ik van Nederland gewend was.
Vervolgens traden we op, en daarna de bus in, veertien uur rijden naar Boston, onze volgende stad. Toen we klaar waren met spelen had ik vierentwintig uur lang niets gegeten en ik tripte flink door op die acid. Om maar te kunnen slapen, heb ik toen een halve fles jack leeggedronken. Maar toen ik wakker werd, was ik nog steeds aan het trippen! Ik liep naar buiten voor wat frisse lucht en letterlijk alles draaide om. De straat beneden me werd de hemel en de blauwe hemel was onder mijn voeten. Ik schudde met mijn hoofd, om dat idiote ondersteboven beeld weg te krijgen, maar het ging niet weg.
De buschauffeur zat naar me te kijken en vertelde me later, dat hij zag dat ik omhoog sprong en me soort van omdraaide in de lucht, tijdens het springen. Ik landde op mijn kop en ging out. Werd wakker onder het kots en het bloed. De jongens sloegen wat handdoeken om mijn heen, zodat ze bij de receptie van het hotel de gorigheid niet zouden zien, en duwden me met kleren en al aan onder de douche. Want we sliepen in de bus en huurden één hotelkamer om te douchen en ons op te frissen. Daarna was het een paar uurtjes bijkomen en gewoon weer spelen. Ik was ook geen chronische gebruiker. Over algemeen functioneerde ik prima, anders waren we ook nooit zover gekomen met UDS natuurlijk.
De geschiedenisboekjes
UDS toert een jaar lang bijna non stop na Mental Floss en brengt hun tweede album Life ‘n perspectives of a Genuine Crossover uit in 1991. Helaas kan die plaat niet het commerciële en artistieke succes van Mental Floss evenaren, ook met Persona non grata van 1994 lukt het niet. De band is dan eigenlijk al uit elkaar. In 1996 doet Urban Dance Squad nog één poging met hun vierde en laatste album: Planet Ultra.
“Mensen vergeten heel snel. In 2000 hadden we nog de beste plaat ooit volgens OOR. Maar tien jaar later werden we niet eens vermeld in de geschiedenis van rap en rock in het NRC. Ik las dat artikel van Saul van Stapele, omdat ik ook altijd de puzzel doe in de Next, muziek staat op dezelfde pagina. Misschien omdat Patrick met niemand over UDS wil praten, dus ook niet met Saul? Maar goed die Saul zegt ook dingen als ‘zonder Guru geen Kyteman’, dat las ik op de muziek-annex-puzzelpagina. Echt ontzettende flauwelkul want wat Kyteman doet lijkt in de verste verte niet op Jazzmatazz, en hij was daar zeker ook zonder Guru mee gekomen, als je zijn geschiedenis kent.
Vreemde voedselketen
De muziekindustrie is een heel vreemde voedselketen. Op het eerste gezicht is het en piramide, zoals alle voedselketens. Helemaal bovenaan staan de muzikale walvissen, de muzikanten, helemaal onderaan staat het muzikale plankton, de consumenten. Tot zo zover alles normaal. Maar als je beter kijkt zie je dat maar een enkeling uit het legioen van de goede muzikanten aan de top staat, mensen zoals wij en Kyteman. En vlak onder ons staan niet de mindere goden, daar vind je de haaien: de uitgevers, de Mojo’s en de podiumbouwers. Die leven van wat wij doen, hebben er een steady bestaan uit, of worden er rijk mee. De geldstroom stopt ergens onderweg naar de top. Het gaat niet verder omhoog!
Wij worden heel eventjes rijk, als we mazzel hebben hè. En daarna duikelen we weer voor de rest van ons leven terug de loopgraven waar we vandaan kwamen. Welkom terug in het kraakpand, want je heb geen hits meer.
King for a Day, Fool for a lifetime.
Op het hoogtepunt van onze Squad-faam in 1991 was ik rijk, ik kon doen wat ik wou, ik kon een huis kopen, iedereen trakteren, het geld ging maar niet op. Ik had meer dan een ton op de bank. Achteraf was dat het hoogtepunt van mijn financiële carrière. Eén jaar heb ik een ton verdiend, inclusief mijn DJ-gigs, waar ik toen ook veel voor kon vragen. Daarna heb ik dat nooit meer gehaald. En dan zie je op tv een dure meneer Rijkman Groenink die zo’n beetje alles wat je fout kon doen tijdens de crisis fout heeft gedaan bij ABN AMRO, op tv vertellen hoe het voelt als er 26.000.000 op je bankrekening wordt bijgeschreven. Daar klopt toch iets niet?
De macht van de platenbazen
“Waarom werkt de muziekindustrie zo? Nou kijk, er valt veel geld te verdienen, maar het is ook een onzekere markt, net als iedere uitgeefmarkt. Het is gokken. Je weet niet of wat je uitgeeft iets op gaat brengen of niet. Voor de opkomst van de PC gaf dat platenlabels heel veel macht. Tegenwoordig kan iedereen natuurlijk uitgever spelen, en je kunt dingen fijnmaziger beheren. Je hebt geen startkapitaal nodig om een grote partij platen te persen, op hoop van zegen. Platenbazen konden vroeger zeggen: “We vinden het leuk wat je doet hoor, maar we weten niet of je ooit wat gaat verkopen. Je mag blij zijn dat wij onze nek voor je uitsteken, dat er überhaupt straks een plaat van je in de winkel ligt. Dus die zes procent van de winst, wees er maar blij mee.”
De risico’s die zij namen waren natuurlijk ook reëel. Sommige platenmaatschappijen waren daardoor angstiger dan andere. En als je angstig bent ga je geen nieuwe dingen proberen. Dan ga je kijken wat iedereen om je heen doet, en doe je dat ook. Daarom kwam onze maatschappij met Routine. Daarom hebben we een top-40 vol met gegarandeerde succesnummers, die allemaal even plat en kut klinken. Ik vergelijk het altijd met van die platen die ze vroeger verspreiden, met alle 13 goed. Peter Pontiac van OOR had daar een goede cartoon over: Alle 13 dood. Dat was pas echt goede muziek.”
Roem, wat is het waard
“Nee daar word je niet vrolijk van, om maar even een televisieterm te gebruiken. Het verschil tussen wat ze die gretige wannabe-sterretjes bij shows als idols allemaal voorspiegelen en de werkelijkheid kan niet groter zijn. Tenzij je De Rolling Stones of Coldplay heet blijft er niks van alle glamour overeind in de praktijk. De wereld waar wij middenin belandden toen UDS hot was, heb ik veracht. Op festivals heb je de VIP-ruimte waar je met je medemuzikanten zit, als je een artiestenpas hebt kun je vandaar door naar de kleedruimte, heette vroeger de kleedkamer. Als je daar uit komt, moet je vaak door een tent, een soort fuik, waar letterlijk honderden cokesnuivende journalisten, pochend met hun bergen polsbandjes of pasjes, om je heen komen hangen en je beste vriend willen zijn. Zolang je hot bent want als het voorbij is, hoor je er nooit meer wat van.”
Het is een bizar soort aandelenbeurs. Als je flavour of the month bent gaat je aandeel overnight van 5 cent naar een miljoen en ben je stinkend rijk. Als het voorbij is, is je aandeel weer binnen no time 5 cent, misschien 10 cent. Terwijl jij precies hetzelfde bent gebleven. Want er is weer een nieuw smaakje populair. Daarom moet je je blijven ontwikkelen als muzikant, want voor je het weet ben je een one trick pony en is de terugweg naar de top voorgoed dicht, dan is je muzikale carrière voorbij.
Sjakie in de muzikale chocoladefabeiek
“Wacht ik laat je even wat tracks die ik deze week gemaakt heb horen, ik pak het vinyl niet, als je het goed vindt, want dan moet ik weer zoeken.” Arjen laat me een paar licht bizarre maar supervette tracks horen, het audiostukje in mijn hersens reageert als een uitgedroogde woestijnreiziger die vers water krijgt. Ik hoor een scheurende bluesmondharmonica over zwabberende electro, Boedistische chants gecombineerd met chaotische, semi-ritmische pacmanpiepjes, keiharde gabberhouse met een jazztrompet, het is op een vreemde manier allemaal even kloppend en meta-harmonieus. Sjakie in de muzikale chocoladefrabiek, DNA zit als een Willy Wonka met zijn lange peper-en-zout krullen, met één oor in de lucht te luisteren.
“Dus hier ben ik zo’n beetje mee bezig. Je komt er alleen niet mee in de popencyclopedie. Maar dat hoeft ook niet. Wat dat betreft ben ik blij dat ik totaal de andere kant op gegaan ben, ik zie dat Rude Boy ook van alles probeert, maar hij heeft een beetje dat stempel van one trick pony en daar kom je heel moeilijk vanaf. The League of extraordinary gentlemen was ook zo’n half verkapte poging om het UDS succes weer te herhalen. Ik ben heel blij dat ik me met improvisaties die er toe doen kan bezighouden.
Ontzettend jammer dat een gitarist als René niet met een grote rock-act is verder gegaan. Hij speelt nu gitaar bij Ilse De Lange. Ja wat is dat met die indo’s, en hun rockgevoel? René had ooit een bandje I.N.D.O. In Nederland Door Omstandigheden, misschien zijn indo’s gewoon muzikaler als soort, of door de cultuur. Of misschien hebben ze als vreemdelingen en underdogs gewoon meer geldingsdrang. Denk ook aan al die kleine mannetjes: Kiedis, Prince, Dylan… Linton Kwesi Johnson, de dub-dichter, dat was ook zo’n klein ventje. Als je zijn stem hoort denk je dat is een reus, maar hij trad in 1985 op in De Vrije Vloer, en het was een soort Prince, een iel ventje met een grote zwierige hoed en een wit jasje. Dennis Bofell, zijn producer, heeft trouwens dub uitgevonden in London, niet die gasten op Jamaica.
Het is laat. Arjens vriendin Petra heeft intussen op de 8-bit versie van Tetris 3 high-scores gehaald. “Oh, zo wordt het nog laat Peet, want die ga ik vannacht nog verbeteren.”
“Maar ik ben blij dat je langs bent geweest. Ik ga liever niet niet naar bed als ik niks gedaan heb. Niet omdat de klok tikt, ik ben 48, met de huidige techniek word ik misschien wel honderd. Meer omdat ik merk dat als je ouder wordt, je genoeg ervaring met niksen hebt. Ik heb gisteren nog opgetreden in Roermond, de dag daarvoor was mijn verjaarsfeest. Maar ik ga straks ook nog wat maken Op mijn leeftijd heb je genoeg gelanterfanterd.”
Reacties door Sam Gerrits