Iedereen heeft wel een mening over RoundUp. Consumenten gruwen van de naam alleen al, fabrikanten en boeren verdedigen het te vuur en te zwaard. Het ene jaar wordt het verboden en is het kankerverwekkend, het volgende jaar is er weer niets aan de hand. Follow the Money’s Sam Gerrits besloot alle twijfelachtige verhalen links te laten liggen, en strikt naar de feiten te kijken: dit is wat we over RoundUp weten.

Follow The Money, 26 oktober 2017, 9 minuten leestijd.

RoundUp is het meest gebruikte onkruidverdelgingsmiddel ter wereld. Sinds biotech-gigant Monsanto het middel 40 jaar geleden introduceerde, is het wereldwijde gebruik geëxplodeerd: van 3.200 ton in 1974, naar 825.000 ton in 2014. In de VS is tweederde van het totale volume aller tijden in de laatste tien jaar gespoten. En het gebruik blijft stijgen.

Hoge bomen vangen veel wind. Voor velen zijn de namen RoundUp en Monsanto dan ook synoniem met de wortel van alle kwaad. In bepaalde kringen wordt zelfs consequent gesproken van Monsatan. Niet voor niets is de omstreden bedrijfsnaam verdwenen na de fusie met gezondheids- en landbouwgigant Bayer). Dit alles maakt het weinig verrassend dat het middel in 2016 bijna verboden werd voor consumenten. Staatssecretaris Wilma Mansveld had toen steun van een Kamermeerderheid, omdat het erop leek dat RoundUp kankerverwekkend was.

Maar in 2017 was het middel toch weer niet kankerverwekkend en mocht het van de Tweede Kamer in de schappen blijven staan. Toen hij nog staatssecretaris Economische Zaken voor de PvdA was, bepleitte Martijn Van Dam de terugkeer van het herbicide zelfs in Europees verband. Dat deed hij, omdat RoundUp al sinds 2015 verboden is voor particulieren in Frankrijk.

De glyfosaat-infowars zijn in volle gang

Sinds juli 2017 geldt dit verbod ook in België. Maar omdat België nu eenmaal België is, betekent zo’n gebruiksverbod daar geen verkoopverbod. Ondertussen wordt op Europees niveau komende week een compromisvoorstel verwacht. Daarin staat dat het middel nog vijf tot zeven jaar gebruikt mag worden binnen de EU.

Glyfosaat-oorlog

Of glyfosaat — het werkzame bestanddeel van RoundUp — nu wel of geen kanker veroorzaakt, blijft intussen een zeer omstreden kwestie. Uit onderzoek van het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek (IARC, een organisatie die valt onder de Wereldgezondheidsorganisatie van de Verenigde Naties, de WHO) onder landbouwers in de VS, blijkt bijvoorbeeld dat glyfosaat misschien non-hodgkinlymfoom (NHL)veroorzaakt bij langdurige blootstelling. Deze vorm van kanker is echter aan zoveel factoren verbonden, dat er geen sluitend statistisch bewijs is.

Wat je wel statistisch kunt aantonen, is dat een land als Spanje per capita minder NHL gevallen kent dan Italië, terwijl er in Spanje meer glyfosaat gespoten wordt. Het verschil valt te verklaren, door te kijken naar de gemiddelde leeftijd in beide landen. Als NHL ergens verband mee houdt, is het met ouderdom.

Er is natuurlijk wél bewijs dat glyfosaat kanker kan veroorzaken in laboratoriumdieren, maar dat kunnen tomaten uit blik ook. (Kanker)studies met lab-dieren zijn notoir niet-representatief en gevoelig voor randeffecten. In 1991 beoordeelde het Milieubeschermingsagentschap van de Verenigde Staten (EPA) daarom na een herevaluatie van de gedane muisstudies dat glyfosaat niet kankerverwekkend is voor mensen.

De glyfosaat-infowars zijn intussen in volle gang. Onderzoek van persbureau Reuters suggereerde in 2017 dat het IARC in haar laatste glyfosaat-rapport alle aanwijzingen dat de stof géén kanker veroorzaakt, veranderd of geschrapt had. Het onderzoek naar het IARC lijkt op zijn beurt echter weer uit de koker van spindokters van Monsanto te komen. Wat in ieder geval zeker is, is dat Monsanto via indirecte sponsoring wetenschappelijke papers beïnvloedt, zoals blijkt uit dit artikel in de New York Times.

“In de glyfosaat-oorlog lijken alle middelen toegestaan”

Aan de overkant van het front vind je, nota bene in peer reviewed wetenschappelijke artikelen, mensen die aan RoundUp min of meer alle ziekten die bestaan toeschrijven — van glutenallergie tot autisme. Michael Gove, de Britse staatssecretaris van milieu, voorspelde in het najaar van 2017 zelfs een totale uitroeiing van alle bodemvruchtbaarheid binnen veertig jaar. Daarbij noemde hij niet expliciet RoundUp, maar de timing is opvallend. Dat een bewindsman zo buiten zijn boekje gaat is opmerkelijk. In de glyfosaat-oorlog lijken alle middelen toegestaan.

Glyfosaat en het milieu

Dat de enorme, wereldwijde heisa rond RoundUp doorgedrongen is tot in bijna alle maatschappelijke kringen, illustreert treffend hoe ‘chemofobie’ en ‘chemonoia’ in de praktijk werken. Maar het intussen nog steeds stijgende gebruik, laat aan de andere kant ook zien, hoe antropocentrisch we over onze planeet denken. Per saldo weten we namelijk niet, wat de lange termijn effecten van glyfosaat op de natuur zijn. Toch spuiten boeren in heel Europa RoundUp over hun akkers, alsof het water is. En dat heeft grote gevolgen — gevolgen die in de glyfosaat-oorlog tot dusver onderbelicht zijn gebleven.

Voor alle duidelijkheid: RoundUp heeft grote voordelen. het middel scheelt boeren bijzonder veel extra werk — en de schappen van de supermarkten van de wereld moeten nu eenmaal gevuld , liefst met zo aantrekkelijk mogelijke prijzen. Zonder RoundUp zouden onze akkerbouwproducten, van oregano en paprika’s tot brood en suikerbieten, voelbaar duurder zijn.

Omdat RoundUp makkelijk het snelgroeiend onkruid verwijdert, hoeven boeren steeds minder te ploegen. Dit heeft als bijkomend voordeel, dat de vruchtbare humuslaag en het bodemleven gespaard blijven. Bovendien neemt het waterbergend vermogen van de grond toe, omdat de bodem minder verstoord wordt.

Sommige monsters bevatten 3.000 keer meer glyfosaat dan in drinkwater is toegestaan

De reden dat RoundUp zo goed werkt, met andere woorden dat het zo makkelijk door planten wordt opgenomen, is dat het bijzonder goed oplosbaar is in water. Omdat de halfwaardetijd in water daarnaast relatief lang is, (officieel 10 to 12 weken) moet je er niet gek van opkijken, dat we glyfosaat via de bodem in gras, koeien, melk en uiteindelijk in bijvoorbeeld Ben & Jerry’s-ijs terugvinden.

In 2012 liet onafhankelijk onderzoeker Helene Horth in opdracht van Monsanto meer dan 75.000 oppervlaktewatermonsters uit heel Europa analyseren. Een op de die daarvan bleek glyfosaat te bevatten, in concentraties van soms meer dan 300 microgram (μg) per liter. De glyfosaat-norm voor drinkwater in de EU is maximaal 0,1 μg per liter. Dus de norm werd in sommig oppervlaktewater 3.000 keer overschreden. Nu is oppervlaktewater geen drinkwater, maar gezien de lange halfwaardetijd en goede oplosbaarheid, mag je hier je wenkbrauwen over fronsen.

Horth liet bovendien 57.112 van de 75.350 watermonsters testen op aminomethylfosfonzuur (aminomethylphosphonic acid, AMPA), het meest stabiele glyfosaat-afbraakproduct; ook AMPA is namelijk systemisch schadelijk voor planten. Meer dan de helft van de oppervlaktewatermonsters bevatte AMPA, in concentraties tot 200 μg per liter. Bepaalde monsters bevatten dus 2.000 keer meer AMPA dan toegestaan in drinkwater.

Glyfosaat en AMPA in de bodem

De officiële halfwaardetijd van glyfosaat in de bodem is 7 weken tot een half jaar. Dat RoundUp en afbraakproducten na een ‘x’-aantal keer de halfwaardetijd volledig uit het milieu verdwenen zouden zijn, is echter wishful thinking. Glyfosaat en AMPA worden door de fijnste bodemdeeltjes in hoge concentraties geadsorbeerd en hebben in die vorm zo ongeveer het eeuwige leven. Dit geldt overigens voor meer pesticiden: DDT werd in 1973 in de ban gedaan, maar je vindt het nog altijd zonder problemen terug in de bodem.

Uit een door Wageningen Universiteit (WUR) geïnitieerde, in april van 2018 gepubliceerde studie naar ruim 300 bodemmonsters, genomen van landbouwgrond in tien Europese landen, blijkt dat bijna de helft glyfosaat en AMPA bevatte. AMPA-concentraties waren in sommige monsters 2.000 µg per kilogram grond. Er is op dit moment nog geen bodemnorm voor AMPA en glyfosaat, maar als we even een bodemdichtheid van 1.5 kg/liter aannemen, en de drinkwaternorm ernaast leggen, overschrijdt de AMPA-concentratie die norm 30.000 keer.

Glyfosaat en AMPA doden niet alleen planten: ze veranderen ook de bodem.

Naast dat Glyfosaat en AMPA alle jonge planten die ze tegenkomen zullen proberen te doden, veranderen de stoffen ook de bodem. En die bodem is nou net de basis voor alle plantengroei. Aardwormen worden dik en lui van glyfosaat; schimmels groeien minder goed, de bodemvruchtbaarheid neemt hierdoor af. Omdat de fijnste grondfractie effectief fungeert als een mechanisme voor trage afgifte van hoge concentraties RoundUp-resten, is dit een proces dat nog decennia nadat boeren gestopt zijn met spuiten door blijft gaan.

Volgens professor Violette Geissen van de WUR, mede-auteur van de Europese bodemstudie, worden aan fijne bodemdeeltjes gehechte glyfosaat en AMPA gemakkelijk door wind en water verspreid. Denk bijvoorbeeld aan de stofwolken die van land dat bewerkt wordt afkomen, en je snapt dat dit geen kleinschalig proces is. Die stofwolken vol met systemisch totaalherbicide waaien ook over onze Nederlandse postzegeltjes natuurgebied, die altijd wel ergens aan een landbouwgebied grenzen. In de Drentse bossen bijvoorbeeld, tref je volgens prof. Geissen overal RoundUp-resten aan. Ze vindt het mede daarom, niet verstandig om glyfosaat zonder beperkingen te blijven gebruiken in de landbouw.

Niet alleen het oppervlaktewater en de bodem zijn besmet. In 2014 liet een studie van dierenarts, veterinair specialist microbiologie en infectieziekten Monica Krueger zien dat je niet alleen in koeien en konijnen, maar ook in mensen RoundUp-resten aantreft. Chronisch zieke mensen hadden bovendien meer glyfosaat-sporen in hun urine dan gezonde. Je zit dan wel met een kip-ei verhaal, dus het is goed om daar niet direct conclusies aan te verbinden.

Wat wél zeker is, is dat een tot 2009 als inert beschouwd bestanddeel van RoundUp, POEA, een zeepachtige substantie gemaakt van dierlijk vet, dodelijker is voor menselijke embryonale en navelstrengcellen dan het herbicide zelf. Een bevinding die de onderzoekers die erachter kwamen ‘verbazingwekkend’ noemden.

Hoeveel RoundUp wordt er gespoten?

In het oosten van Nederland was het tot voor kort gebruikelijk om graslanden te ‘resetten’ Men verstond daaronder, het volledig doodspuiten van weilanden met RoundUp, het dode gras onderploegen, en vervolgens opnieuw inzaaien met de meest eiwitrijke gras-variant die je kunt vinden — dit om de melkproductie van koeien te maximaliseren. Wilde akkerplanten verdwenen hierdoor bij bosjes, de insecten en de weidevogels die erbij horen volgden. Dit proces is uitvoerig gedocumenteerd door natuurvorser Henk van Halm, onder meer in een artikel in Trouw in 2001. Wat akkerplanten ook niet helpt, is dat, voorafgaand aan het planten van gewassen in de lente, op veel plekken in Nederland onkruid gedood wordt met een RoundUp-spuitrondje.

“Er wordt vijf keer zoveel RoundUp gespoten in Nederland als het CBS meldt”

De Nederlandse Stichting voor Fytofarmacie (Nefyto) was zo vriendelijk haar verkoopgegevens van 2012 en 2013 met me te delen. Als ik ze naast de glyfosaat-gebruikscijfers volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) uit datzelfde jaar leg, blijkt, dat er vijf keer zoveel RoundUp wordt gespoten in Nederland, als het CBS meldt.

Voor het jaar 2012 meldt het CBS, dat er 150.000 kg aan glyfosaat-houdende producten gespoten is; volgens Nefyto echter, werd in die periode meer dan driekwart miljoen kilo RoundUp verkocht: daar zit een factor vijf verschil tussen. In theorie kan een deel daarvan doorverkocht zijn naar het buitenland. Maar in 2013 werd er bijna net zoveel verkocht, dus je kunt ervan uitgaan, dat vrijwel al die RoundUp opgebruikt is — en grotendeels in Nederland.

De vergelijking van de Nefyto-cijfers met die van het CBS werd in 2016 al eens gedaan door Herman van Bekkem, campagneleider duurzame landbouw bij Greenpeace. De discrepantie tussen Nefyto en CBS heeft een aantal oorzaken: de eerste is, dat het CBS gras niet als gewas ziet. Daarom werd het met RoundUp ‘resetten’ van grasland niet in de statistieken meegenomen. De tweede is, dat het CBS boeren per gewas enquêteert over bestrijdingsmiddelen. Omdat onkruid ook ‘geen gewas’ is, wordt het RoundUp-lentespuitrondje ook niet in de CBS-statistieken opgenomen.

Ik sprak Maritza van Assen, directeur van Nefyto, over de cijfers van het CBS. Haar aanvullend commentaar was: ‘Het CBS komt aan haar cijfers, door te extrapoleren op basis van een jaarlijkse enquête. Door de opzet van deze enquête, worden niet alle sectoren meegenomen. Er is daarnaast sprake van onderrapportage door telers. Die komen daardoor eleganter en milieuvriendelijker uit de bus. Bovendien is de enquête van het CBS niet verplicht.’

Niet alleen Greenpeace en Nefyto constateren een verschil tussen de cijfers van het CBS en de realiteit. Drs. Jurgen Volz deed voor de Vereniging Van Rivierwaterbedrijven (RIWA) onderzoek naar het glyfosaat-gehalte van de Maas. Dat was in het verleden soms zo hoog, dat drinkwaterbedrijven stilgelegd moesten worden.

Het verdwijnen van onze akkerplanten is geheel op het conto van RoundUp te schrijven

Volz vond het op basis van zijn onderzoeksresultaten ‘zeer waarschijnlijk dat ongeveer 40 procent van de AMPA-belasting van de Maas uit andere bronnen dan glyfosaat-afbraak afkomstig moet zijn, waarvan de grootste langs de Nederlandse Maas moeten worden gezocht.’ Aangezien ik niet geloof in chemische toverij, lijkt het me, dat ook de metingen van Volz door het CBS ondergerapporteerd RoundUp-spuitgedrag registreren.

Effect glyfosaat op landbouw en natuur

Wikipedia omschrijft glyfosaat als een ‘niet-selectief systemisch totaalherbicide’. Met andere woorden: het doodt letterlijk alle snelgroeiende planten die het tegenkomt. De alomtegenwoordigheid van glyfosaat en AMPA in het milieu houdt daarom volgens zelfstandig toxicoloog Henk Tennekes, die eerder de gevaren van neonicotinoïden bloot legde, indirect verband met het het sterke dalen van insectenpopulaties in de afgelopen decennia.

Deze ineenstorting heeft natuurlijk meerdere oorzaken. Schaalvergroting in de landbouw en het gebruik van pesticiden spelen mee, maar dat zijn niet de enige factoren. Ook het stikstofoverschot door overbemesting — waardoor wilde bloemen verdrongen worden door een monocultuur aan stikstofminnende planten — speelt een rol, net als het verdwijnen van nestelgelegenheid voor vogels. Tennekes denkt echter, dat het alomtegenwoordige RoundUp een grotere bijdrage levert aan dit proces, dan we tot nu toe aannemen. Het kan dan ook geen kwaad om die rol te onderzoeken.

In Drenthe heeft het jaarlijkse ‘resetten’ van het grasland al minstens één duidelijk zichtbaar effect: De hoeveelheid weidevogels is sterk af genomen. Omdat het dieet van deze vogels bestaat uit regenwormen en insecten, laat het zich raden wat er met de populaties van deze dieren gebeurd is.

Je hoeft een organisme niet direct te doden om het langzaam uit te roeien

Volgens een studie uit 2015 raken bijen in de war van glyfosaat. RoundUp en afbraakproducten worden echter nog altijd als volledig onschadelijk voor insecten beschouwd, omdat ze — in tegenstelling tot de beruchte neonicotinoïden, waarvan duidelijk is, dat ze flink schadelijk zijn voor insecten — in het lab en in de natuur insecten niet direct doden. Het verdwijnen van onze akkerplanten is echter geheel op het conto van RoundUp en aanverwante producten te schrijven.

De onderzoekers die de enorme teruggang in insecten constateerden, zijn voorzichtig over de oorzaak. Volgens hoogleraar ecologie Hans de Kroon van de Radboud Universiteit, ligt de oorzaak van de teruggang in ieder geval niet bij veranderend klimaat of bij landschapsbeheer. Wat dan overblijft, is het gegeven dat onze natuurgebieden relatief klein zijn, en midden in agrarisch landschap liggen. Met wat we nu weten, over de eigenschappen en het gebruik van glyfosaat, is het aannemelijk dat glyfosaat en haar afbraakproducten diep in onze door landbouwgrond omringde postzegeltjes natuur doorgedrongen zijn.

Je hoeft een organisme niet direct te doden, om het langzaam uit te roeien. Als je de planten, waar het dier van leeft, stelselmatig elimineert, is dat even effectief.

Iedere ecoloog kan je vertellen hoe complex de natuur in elkaar zit. Het probleem van de herbiciden en insecticiden die we gebruiken, is dat ze een delicaat, miljoenen jaren oud evenwicht van flora en fauna verstoren. Planten hebben insecten nodig voor hun voortplanting; insecten hebben planten nodig als voedingsbron. Veelvuldig gebruik van glyfosaat, neonicotinoïden en andere pesticiden op onze akkers leidt tot een neerwaartse spiraal in onze natuurgebieden, waardoor er steeds meer planten en insecten verdwijnen.

Henk Tennekes omschrijft dat fenomeen als een ‘race to the bottom’: minder planten leidt tot minder insecten, en omdat insecten planten bestuiven, leidt dat weer tot minder planten, enzovoorts. Je kunt nu tegenwerpen dat er insecten zat zijn. Daar zit wat in: het Smithsonian spreekt van zo’n 10 kwintiljoen (10,000,000,000,000,000,000) insecten op de hele wereld. Als er maar een kwart van al die insecten overblijft, hebben we het nog het altijd over 2.5 kwintiljoen — best veel.

“Biotech-giganten als Monsanto zijn niet de vijand”

Maar die enorme aantallen vormen de basis, van een van de belangrijkste voedselketens in de natuur. Bijna 70 procent van alle vogels is insecteneter; het verdwijnen van onze insecten heeft nu al het instorten van de vogelpopulatie tot gevolg — een typisch voorbeeld van een bottom-up effect. En voor alle duidelijkheid: we weten niet of de daling al gestopt is.

Professor Geissen vertelde me, dat ze aan een studie werkt, waaruit blijkt dat je in 83 procent van de Europese landbouwgrond permanent geadsorbeerde pesticiden aantreft; soms wel 30 verschillende soorten pesticide in één stukje. Zo’n grondmonster leest als een staalkaart van wat we allemaal geprobeerd hebben, om van lastige planten en diertjes af te komen: van DDT tot RoundUp, en alles ertussenin.

In 30 procent van de Europese landbouwgrond vind je nog steeds afbraakproducten van DDT. Er zijn op dit moment 2.000 verschillende pesticiden op de markt in Europa, met 500 verschillende werkzame stoffen. Vele van deze middelen hechten net als RoundUp decennialang aan de fijnste bodemfractie, en worden via water en wind traag afgegeven aan de omgeving. Wat het precieze effect daarvan is op planten, dieren en insecten in natuurgebieden, is onbekend.

Biotech-giganten als Monsanto en Bayer zien als de vijand levert weinig op: ze zijn een onmisbaar onderdeel geworden van onze moderne samenleving. De werkelijke vijand, is het feit, dat we veel te gemakkelijk denken over hoe deze planeet in elkaar zit. Dat doe je, als je met het vingertje wijst naar grote bedrijven als Shell en Monsanto, terwijl je lekker warm gedoucht met een warme prak op de bank zit voor de televisie. Maar ook, als je RoundUp en andere verdelgingsmiddelen rond sproeit, alsof ze water zijn, en denkt dat dit geen gevolgen zal hebben voor het miljoenen jaren oude, delicate leefsysteem, dat onze natuur heet.