Journalist en aardwetenschapper Sam Gerrits verdiepte zich in de geschiedenis van de wereldwijde olie- en gaswinning en de rol die grote maatschappijen, overheden en burgers daarin hebben gespeeld. In deze exclusieve voorpublicatie van zijn boek De Aarde En Het Gas in De Ingenieur kun je lezen hoe in 1918 al, ruim honderd jaar geleden, de eerste gedocumenteerde man-made aardbevingen in de geschiedenis volgen op de ongeremde winning van gas en olie uit een schiereiland aan de Galveston Bay, nabij het plaatsje Goose Creek in Texas. Esso was hier nauw bij betrokken. Toch ontkende de NAM (50% eigendom Esso, 50% eigendom Shell) tot 1993 dat er enige samenhang zou bestaan tussen de winning van gas en aardbevingen in Groningen.

In deze voorpublicatie zijn we aanbeland bij de ontdekking en winning van olie op het schiereiland Gaillard’s Peninsula nabij Goose Creek in Texas, ruim honderd jaar geleden.

Gaillard’s Peninsula ligt ten tijde van de olie spuitende ‘Sweet 16’ bron niet meer dan een paar handbreedtes boven het wateroppervlak. Dus hier is er geen houden aan. Nog geen jaar na het aanboren van de eerste oliespuiter loopt het schiereiland al merkbaar onder water. Maar niemand maakt zich daar echt druk om. Er worden immers krankzinnige winsten gerealiseerd. Geleidelijk aan ontstaat er een soort ‘Venetië van boortorens’ op het wegzinkende schiereiland. Tussen de boortorens, de machines die ze aandrijven en het hoger gelegen land, en tussen de booreilanden onderling, wordt voor honderden meters aan houten wandelbruggen aangelegd, om natte voeten te voorkomen. Voorraden en onderdelen worden geleverd met opgehoogde karren, getrokken door sterke werkpaarden die traag door het zoute water waden. De vegetatie verzuipt en sterft stukje bij beetje af. Uiteindelijk verdwijnt Gaillards complete schiereiland onder water en wordt het kleine baaitje onderdeel van de grote Galveston Bay. Boormeesters houden het wegzakken met peilstokken bij. In 1919 daalt de bodem bijna een meter. Het getroffen gebied is dan zo groot als de Maasvlakte.

Tussen Goose Creek en de baai is een oliestadje ontstaan dat Pelley wordt genoemd. De inwoners van dit Pelley, nu Baytown, maken in 1918, een eeuw vóór de Groningse aardbevingen van Huizinge en Zeerijp, de eerste gedocumenteerde, geïnduceerde aardbevingen in de geschiedenis mee. Plotseling verschijnen grote scheuren in de grond die onder hun huizen door lopen, dwars door hun straten en door hun gazons en moestuintjes. En dan begint de grond onder hun voeten weg te zakken. De scheuren worden steeds groter. Dat gaat niet gelijkmatig, maar met abrupte schokken, langs het oppervlak van de scheuren. Er ontstaan flinke hoogteverschillen. De zijde van de scheuren richting het olieveld komt steeds lager te liggen. Met name aan de rand van de bodemdalingskom zijn de scheuren groot. Op sommige plaatsen is het verzet langs de scheuren wel veertig centimeter of meer. De grondbewegingen gaan gepaard met aardbevingen die de huizen doen schudden. Vazen en borden rammelen van kasten en tafels en vallen stuk op de grond. Water klotst uit lampetkannen. ‘De bewoners worden over het algemeen verontrust’, zoals kranten met enig gevoel voor understatement melden. Gelukkig zijn de huizen in het oliestadje van hout en dus flexibel. De schade valt mee, tenzij een huis dwars over een scheur staat.

Op Hogg Island, een onbewoond eiland ten zuiden van het olieveld, worden verzakkingen van ‘slechts’ dertig centimeter gemeten. We weten al deze precieze details, tot op de decimeter nauwkeurig, omdat Wallace Everette Pratt (1885–1981), een befaamde Amerikaanse geoloog die in die jaren voor Esso werkte, ze in een uitgebreid rapport heeft vastgelegd voor een belangrijke rechtszaak over bodemverzakking.

Esso (dan Standard Oil Of New Jersey, sinds 1947 voor 50 procent eigenaar van de NAM en sinds 1999 bekend als ExxonMobil) heeft in 1919, twee jaar na de ‘Sweet 16’, een meerderheidsbelang in de Humble Oil Company genomen. Esso deed dat, omdat Humble op dat moment enorme oliereserves in Texas bezat. Die dankte het jonge bedrijfje met name aan de fenomenale ‘oliespeurneus’ van Pratt. Doordat de geoloog exploratie wetenschappelijk benadert met zijn teams, zijn de oliereserves van Esso tegen het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog twee keer zo groot als die van de naaste concurrent. Dankzij de gunstige geologie van het Gulf Coast Basin is Pratt onwaarschijnlijk succesvol: van de eerste 180 putten die hij boort zijn er 175 raak. Pratt zal een tijdje in de directie van Esso zitten, maar vindt het besturen uiteindelijk minder interessant dan het zoeken naar olie zelf.

De staat Texas eist Goose Creek op

In 1920 ligt Gaillard’s Peninsula op het diepste punt drie meter onder de Galveston Bay. En nog steeds maakt niemand zich druk. Tot ambtenaren van de staat Texas langskomen om de oliemiljonairs eraan te herinneren dat alle offshore olie van hen is. Omdat het schiereiland nu in de baai verzonken ligt, claimt de staat Texas het eigendomsrecht. John Gaillard en Esso weigeren dit te erkennen. De Lone Star State sleept alle betrokkenen daarop voor de rechter. Na een lang, technisch gevecht wijst die de claim van de staat af. De basis voor deze beslissing is de aanvaarding door de rechtbank van Pratts stelling, dat alle verzakkingen bij Goose Creek, die de beklaagden natuurlijk erkennen, niet het gevolg zijn van natuurlijke processen, maar worden veroorzaakt door menselijk handelen: te weten het verwijderen van enorme hoeveelheden aardgas, olie en grondwater uit het veld. Wallace Pratt toont dit aan met behulp van zeer gedetailleerde tabellen en grafieken, die laten zien hoe nauw de bodemdaling en de aardbevingen samenhangen met de snelheid van het vrijkomen van olie en gas uit de grond.

Dit rapport heeft hij in 1926 in een wetenschappelijk artikel samengevat, dat bewaard is gebleven. Het artikel van Wallace Pratt uit 1926 is er zo vroeg bij, dat het geen bronnen citeert. Het is het originele onderzoek naar mijnschade door verzakkingen en aardbevingen en met recht ‘baanbrekend’ te noemen. In dit artikel, Local Subsidence Of The Goose Creek Oil Field, toont Wallace Pratt definitief en onomstotelijk aan, dat alle bodemdaling en de aardbevingen in dit veld zijn veroorzaakt door de winning van olie en aardgas.

Als de verzakkingen bij Goose Creek een natuurlijk proces waren geweest, stelt Pratt namens Gaillard en Esso, oftewel ‘een daad van God’, dan zou de staat inderdaad een claim op het verzonken land hebben. Maar zijn werk toont onomstotelijk aan dat dit nieuwe ‘Off Shoreveld’ absoluut het gevolg is van ‘een daad van de mens’. Kortom – als het bedrijf zijn belangen wil beschermen, weet Esso feilloos aan te tonen dat olie- en gaswinning verzakkingen en aardbevingen veroorzaakt. Dit verband heeft het bedrijf zelf al meer dan honderd jaar geleden aangetoond. Esso is niet de enige oliereus die dit inziet.

In een later hoofdstuk laat Gerrits onder meer zien dat Esso en Shell al in 1953 onderscheid konden maken tussen tektonische en geïnduceerde bevingen en bovendien wisten dat die laatste zeer grote, zeer plaatselijke mijnschade kunnen veroorzaken

DE INGENIEUR
NR. 9.
JAARGANG 134
SEPTEMBER 2022