Dit hoofdstuk uit mijn boek De Aarde En Het Gas, waarin ik grote vragen stel bij het Gasgebouw, verscheen in Geo.Brief, het clubblad van de KNGMG, onze nationale geologenvereniging, opgericht in 1912 door de vader van de Nederlandse geologie, ir. Willem van Waterschoot van der Gracht.

De gaswinning in Groningen en de problemen die ermee gepaard gaan zijn veel in de publiciteit. Hadden het Rijk, Shell en Esso de negatieve gevolgen kunnen voorzien? Hoe liggen eigenlijk de verhoudingen tussen oliemaatschappijen en andere belanghebbenden? Aardwetenschapper en onderzoeksjournalist Sam Gerrits schetst in zijn boek ‘De aarde en het gas. Een geschiedenis van fossiele brandstoffen, geld en macht’ de geschiedenis van de wereldwijde winning van olie en gas en haar gevolgen. (Geo.brief 3/ 2023)

Shell en Esso winnen de slag om de Eems-Dollard 

Op 1 augustus 1963 worden bijna alle gebiedjes die Nederland na de oorlog had ingelijfd weer teruggegeven aan de Duitsers, op grond van afspraken die op 8 april 1960 zijn gemaakt in het kader van het Eems-Dollardverdrag. De rol van Shell en Esso bij het tot stand komen van dit verdrag is merkwaardig te noemen. Dat start al met de eerstvolgende boring na de enorme gasvondst bij Slochteren. Een logische stap na de productieproeven aldaar in 1959, zou een aanvullende verkennende boring ernaast zijn. Die moet immers de giga-gasvondst bevestigen. Maar deze boring (bij Kolham) start pas in maart 1960. In de tussentijd zet dr. ir. Henk Stheeman, dan de directeur van de NAM, een exploratieboring bij Delfzijl. 

Stheeman heeft zijn sporen verdiend als oliestrateeg tijdens de oorlog. De boring in het noordoostelijke puntje van de provincie Groningen, vlakbij de zeearm die we de Eems-Dollard noemen, heeft dan ook alles te maken met strategie en met landsgrenzen. Stheeman kan al zeker sinds 1955 met laboratoriumproeven ‘ruiken’ wat voor soort aardgas hij precies aanboort, en hij is een excellente geoloog. Op grond van de seismiek en de labresultaten van zijn Delfzijl-boring weet hij dan ook al vanaf zeker 3 april 1960, dat het Groningen gasveld zich in ieder geval uitstrekt van Slochteren tot Delfzijl, en zich waarschijnlijk ook voortzet onder de Eems-Dollard. Hij zwijgt daarover.

Kapers op de kust  

Zo kan het gebeuren dat een paar dagen later, op 8 april 1960, Nederlandse en Duitse diplomaten, na drie jaar uitvoerig onderhandelen, een Eems-Dollardverdrag ondertekenen waarin wordt afgesproken om alles wat de zeearm aan geld opbrengt, denk aan visvangst en robbenjacht, eerlijk samen te delen. Omdat Stheeman zijn mond blijft houden, zwijgt dit verdrag in alle talen over mijnrecht. Op vrijdag 14 oktober 1960 komt Nederland erachter dat dat misschien niet zo handig was. Want dan barst er een bommetje in Straatsburg: Victor Leemans, Belgisch Europarlementariër en voorzitter van de Commissie voor Energie, Onderzoek en Atoomvraagstukken, onthult aan heel Europa dat er minstens 300 miljard kuub aardgas onder Groningen zit.

Na de onthulling van Leemans zijn Duitse mijnbouwers er als de kippen bij. De firma Deilmann uit Bentheim, de firma Frisia uit Emden en de Gewerkschaft Brigitta (de Duitse zustermaatschappij van de NAM, ook 50 procent Shell en 50 procent Esso) vragen met gezwinde spoed exploratie– en winningsconcessies aan bij de Duitse Bondsregering. Bondskanselier Konrad Adenauer en zijn adviseurs besluiten dat aangezien Nederland in het in april 1960 getekende verdrag met geen woord heeft gerept over aardgas of aardolie, dit verdrag dus ook niet voor deze grondstoffen geldt. Ze verlenen daarom aan Deilmann, Frisia en Brigitta een gecombineerde concessie om naar aardgas te gaan boren en het te  winnen uit de bodem van de Eems-Dollard. Volgens de Nederlandse interpretatie loopt de grens met Duitsland precies halverwege de zeearm. De Duitsers vinden echter al sinds Bismarck, dat de hele Eems-Dollard, direct vanaf de Nederlandse laagwaterlijn, van hen is. Adenauer geeft de Duitse bedrijven dan ook mijnrechten tot aan die laagwaterlijn. De Nederlandse overheid schrikt zich een ongeluk.

Omdat er niet zoiets als een Gasgebouw opgetuigd gaat worden in Duitsland, waarbinnen de staat een groot deel van de opbrengsten naar zichzelf toeschuift, gaan Shell, Esso en hun aandeelhouders onder de vlag van het Duitse Brigitta veel meer geld overhouden aan het Groningse aardgas. De oliemaatschappijen willen daarom graag dat de gehele zeearm door Brigitta geëxploiteerd gaat worden, tot pal voor de Nederlandse kust. De Friese Koerier kopt op 15 juni 1961 met ‘Duitse gaskoncessie aanvraagster en NAM kinderen uit één gezin’ en schrijft: ‘Het is begrijpelijk, dat… het voor [deze oliemaatschappijen] voordelig kan zijn zowel in Nederland als in Duitsland naar aardgas te boren … [Maar] het zou onjuist zijn de particuliere belangen van Shell en [Esso] te laten prevaleren boven het algemeen Nederlands belang’.

De Leeuwarder Courant schrijft op dezelfde donderdag: ‘Drie dagen nadat het volle licht is gevallen op ernstige leemten, die het Nederlands-Duits verdrag vertoont, (het zwijgt over mijnbouw) tekent zich een duidelijk verschil in standpunt af tussen de Nederlandse regering en de NAM, over de betekenis van de Duitse voorbereidingen om een deel van het aardgas uit de gasbel onder Oostelijk-Groningen weg te zuigen’. Het grootste probleem is dat Frisia, Brigitta en Deilmann dankzij een gunstiger, sneller werkend ambtelijk Duits systeem al bijna een winningsconcessie voor aardgas uit de Eemsbodem hebben, terwijl de NAM in de zomer van 1961 zelfs nog geen aanvraag voor zo’n winningsconcessie heeft gedaan.

Stheeman laat intussen weten dat de Duitsers volkomen correct handelen. Hij beweert zelfs ‘dat een [Duitse] onttrekking van gas uit de Nederlandse reserves onmogelijk is.’ Hij wist toen al dat de gasvoerende Rotliegend-zandsteen zó doorlatend is, dat ‘gas wegzuigen’ zeker wél kan. De Volkskrant noemt de houding van NAM-directeur Stheeman op 17 juni 1961 dan ook terecht ‘nu niet bepaald Nederlands’ en schrijft ‘Het is zo langzamerhand wel duidelijk, dat wat hier speelt, niets meer of minder is dan een strijd tussen olieconcerns en nationale belangen’. Terecht merkt de Leeuwarder Courant op dinsdag 8 augus-

tus 1961 op, dat de ‘NAM en de ‘Brigitta’ eenzelfde belang hebben – een internationaal oliebelang’. ‘Dit behoeft niet parallel te lopen met de nationale belangen van het land waar zich de bodemschatten bevinden.’ Maar Shell en Esso vinden in deze van oorlogssentiment zwangere jaren zestig hun belastingvoordeel blijkbaar zwaarder wegen dan of ze voor landverrader uitgemaakt worden of niet.

Het virtuele aardgasveld ‘Bierum’ 

Intussen wordt er koortsachtig overleg gepleegd tussen de West-Duitse en Nederlandse ministeries van Buitenlandse Zaken. Om het verdrag van 8 april 1960 open te breken, wordt er een ‘Parlementaire afronding van het Algemeen Verdrag’ uit de hoge hoed getoverd, zodat de cruciale mijnrechtafspraken alsnog gemaakt kunnen worden. Pas op 14 mei 1962 zijn de Nederlandse en West-Duitse diplomaten er samen uit. De aanvullende overeenkomsten, met name wat betreft het mijnrecht, bij het meer dan twee jaar eerder getekende Eems-Dollardverdrag, worden op die dag in Bennekom ondertekend.

Stheemans stilhouden van zijn aardgasvondst bij Delfzijl in de lente van 1960 werpt nu zijn definitieve vruchten af. Want ook wat betreft het mijnrecht bereikt West-Duitsland een ‘eerlijk zullen we alles delen’-akkoord met Nederland. Beide landen mogen na ‘Bennekom’ concessies voor de winning van aardolie en aardgas verlenen in de Eems-Dollard, en de bodemschatten worden ‘gelijkelijk verdeeld.’ De NAM en Brigitta worden ‘verplicht tot samenwerking’, onder toezicht van de Duitse en Nederlandse overheden.

En dan, een paar maanden na de oprichting van de Gasunie in 1963, doen Shell en Esso misschien wel hun meest winstgevende zet ooit in Nederland. Het Vrije Volk kopt op 19 september 1963 met ‘Vondst van groot belang: Aardgas bij Bierum’, en laat weten dat de NAM een paar kilometer ten noorden van Delfzijl, in het plaatsje Bierum, aardgas heeft aangetoond. ‘De vondst moet van zeer groot belang worden geacht, omdat het aangetroffen gasveld zich uitstrekt tot onder het EemsDollardgebied’, schrijft het Vrije Volk. Op 24 oktober schrijven de kranten dat er op basis van de boring bij Bierum misschien zelfs wel 1.100 miljard kubieke meter in totaal in de Groninger grond zit.

Esso en Shell wekken in 1963 dus de suggestie dat het ‘Bierum’-gasveld losstaat van de vondst bij Slochteren. Bedenk weer even dat Stheeman begin april 1960 al wist, dankzij de seismiek en de labresultaten van zijn boring bij Delfzijl, vlakbij Bierum, dat het gas onder deze beide locaties gewoon bij het enorme Groningen gasveld hoort. NAM en Brigitta houden dat echter stil. 

De NAM smokkelt volkomen legaal Gronings aardgas naar Duitsland

 De reden voor het virtuele losknippen van Bierum van de rest van het Groningenveld wordt al gauw duidelijk. Volgens de mijnbouw-aanvulling op het Eems-Dollardverdrag van 1962 geldt in de westelijke Eems-Dollard het Nederlands recht en in het oosten het Duitse recht. De NAM kan, doordat ze pretendeert dat ‘Bierum’ een autonoom gasveld is, dat zich onder de Eems-Dollard voortzet, net zoveel aardgas als ze wil uit het Groningen-veld naar haar Duitse zuster Brigitta aan de andere kant van de grens overpompen. De opbrengst van deze grootschalige belastingvrije ‘export’ wordt gelijkelijk verdeeld onder Shell en Esso.

De Duitse krant Ostfriesen Zeitung meldt als eerste, in de derde week van november 1963, dat de Gewerkschaft Brigitta een dikke aardgasleiding van de Eemsmonding naar Hamburg gaat leggen. De Leeuwarder Courant schrijft op 7 januari 1964 onder de kop ‘Gratis gas uit Bierum voor Duitsland’: ‘Het betreft hier dus geen kommerciële export, maar een ‘gratis’ afzet – al moeten uiteraard de kosten van winning en transport worden vergoed.’ Het Vrije Volk schrijft op dezelfde dag: ‘Voor Esso en Shell betekent de leverantie aan Brigitta een belangrijke extra-winst uit het ‘Bierumse’ gasveld. Want in West-Duitsland worden de opbrengsten, na aftrek van het staatsaandeel, alleen verdeeld onder Esso en Shell.’

Een volkomen legale smokkelwinst van miljarden 

Nederlandse ambtenaren en politici, de minister van Economische Zaken Koos Andriessen voorop, laten in 1964 weten absoluut niet verrast te zijn door deze ontwikkeling. De NAM en Brigitta handelen immers geheel volgens de met twee jaar extra steggelen moeizaam opgestelde mijnrechtafspraken voor de Eems-Dollard-zeearm. Ze ‘werken verplicht samen.’ Het Rijk heeft ‘alles onder controle’.

Nu moeten Shell en Esso alleen nog even bedenken hoe groot ze hun ‘gasveld Bierum’ gaan maken. Ze beginnen met 90 miljard kuub (waarvan de helft, 45 miljard, voor Duitsland is), maar het Vrije Volk heeft op 7 december 1964 een opmerkelijke scoop: Brigitta heeft geen 45, maar 70 miljard kuub aardgas uit het Eems-Dollardgebied aan Hamburg aangeboden. Blijkbaar bevat het ‘Gasveld Bierum’ nu dus ineens 140 miljard kuub. Hier wordt 50 miljard kuub aardgas uit de hoge hoed getoverd, meer dan heel Nederland nu in één jaar opmaakt, een groeispurtje van 55 procent.

Een dag later laat PvdA-fractieleider en oppositieleider Anne Vondeling aan de Friese Koerier weten dat hij vindt dat de staat veel te goedgelovig is ten opzichte van de olies. ‘Wij zijn … te afwachtend. Het parlement slikt alle cijfers van de olies voor zoete koek. Het publieke belang bij het aardgas is zo ongelofelijk groot dat wij het recht hebben op een duidelijker inzicht.’ Met enig gevoel voor poëzie spoort hij de Tweede Kamer aan om ‘dieper naar gegevens te ‘boren’ dan tot nu toe.’

Het aardgas overpompen naar Brigitta start in 1966 en eindigt officieel in 1989. Hoeveel miljard kubieke meter Gronings aardgas er uiteindelijk op deze manier naar Duitsland is verdwenen, is niet te achterhalen. Dat het meer dan 70 miljard kuub was, blijkt uit krantenberichten uit 1990. Het Vrije Volk

kopt op 30 mei van dat jaar met ‘Duitse gasklant bezorgt minister Kok meevaller’ en schrijft: ‘De Duitse onderneming Brigitta heeft tussen 1966 en 1989 te veel gas uit het gasveld in Groningen betrokken. Een herziening van de gasreserves in het veld door de Nederlandse Aardoliemaatschappij (NAM) en Brigitta heeft dit uitgewezen.’

Hoeveel Gronings gas de NAM uiteindelijk verdonkeremaand heeft, en of ze daar nu miljarden of tientallen miljarden guldens aan verdiend heeft, daar kom je niet achter zonder inzage in de interne boekhoudingen van NAM en Brigitta. Wel duidelijk is dat de slag om het aardgas van de Eems-Dollard een aantoonbare winnaar kent. En die is niet Duitsland of Nederland. Esso en Shell trekken hier absoluut aan het langste eind.

Deze affaire heeft grote implicaties voor het ‘Gasgebouw’. Hoeveel aardgas er in een ondergronds reservoir zit, is decennialang feitelijk giswerk geweest, op basis van het volume van de gashoudende zandsteenlagen en de gemeten gasdruk erin. Hoe groter een gasreservoir, des te makkelijker het is om daarmee te sjoemelen. Er is al meer dan een halve eeuw geen externe toezichthouder op de gaswinning uit Groningen. Het Rijk slikt alle cijfers van de olies nog steeds voor zoete koek. Het Staatstoezicht op de Mijnen is een papieren tijger wat dat betreft. Het baseert zich immers op cijfers van Shell en Esso. De NAM en Brigitta (nu BEB Erdgas und Öl GmbH & Co. KG) kunnen dus goochelen met aardgas wat ze willen. Het zojuist besproken geval laat zien dat ze dit meer dan twintig jaar lang ook daadwerkelijk gedaan hebben. Zeker met tientallen, misschien wel met honderden miljarden kubieke meters. Hoeveel Gronings aardgas er door Shell en Esso zoekgemaakt en onder de tafel verhandeld is, en hoeveel extra miljarden hun dat heeft opgeleverd, met andere woorden, hoe de winstverdeling van het Gasgebouw er in werkelijkheid uitziet, is giswerk.

Sam Gerrits